Kanaalstenose van de onderrug (lumbaal)

Inleiding
U wordt binnenkort voor een lumbale wervelkanaalstenose (wervelkanaal vernauwing) opgenomen op de verpleegafdeling van de Medische Kliniek Velsen. Opname in een ziekenhuis roept ongetwijfeld veel vragen op. In deze folder vindt u informatie over de gang van zaken rond de opname en uw operatie. Uw behandelend arts heeft enkele zaken al met u besproken. Hier kunt u de informatie nog eens rustig nalezen.

Wat is een lumbale wervelkanaalstenose

Bij een lumbale kanaalstenose kunnen zenuwwortels van de wervelkolom in de knel komen. Een en ander is het gevolg van artrose waardoor het kanaal in de wervelkolom nauwer wordt

Oorzaken

Een van de oorzaken kan artrose (slijtage) zijn van de wervelkolom. Slijtage is overigens een normaal verouderingsverschijnsel dat bij iedereen voorkomt, al is de mate waarin het optreedt per persoon anders. Als reactie op de artrose kan het bot dikker worden en het kanaal waar de zenuwwortels doorheen lopen vernauwen. Ook vernauwing van het gele bindweefselband (ligamentum flavum) of een lage rughernia kunnen het wervelkanaal vernauwen. Als er doorvernauwing verdrukking van de zenuw optreedt dan kan dit gepaard gaan met lichte tot ernstigere pijn of zelfs uitvalverschijnselen van de zenuwwortels, zoals problemen met het lopen, verminderde kracht en verminderd gevoel in de benen.

Mogelijke klachten

  • Pijn in uw onderrug
  • Prikkelingen, pijnscheuten of elektrische stroom gevoel in één of beide benen
  • Pijn of moe gevoel in één of beide benen
  • Gevoelloosheid, doofheid of een tintelend of branderig gevoel in een of beide benen.
  • Uw klachten nemen toe na lopen en lang staan
  • Van zitten, bukken of hurken worden uw klachten minder
  • Uw klachten treden niet op tijdens fietsen
  • Langzamere reflexen, stuurloosheid, spasmen of kramp in uw beenspieren
  • Incontinentie

Het stellen van de diagnose

Om aan te tonen dat de klachten en/of verschijnselen van de patiënt inderdaad veroorzaakt worden door een vernauwing van het wervelkanaal, moet onderzoek worden verricht. Er zijn drie soorten onderzoek die daarvoor in aanmerking komen:

  1. Röntgenfoto van de lendenwervels. Met deze foto kan de diagnose niet worden gesteld, maar vaak is dit toch het eerste onderzoek dat wordt gedaan. Deze foto geeft informatie over de botstructuren waaruit de wervelkolom is opgebouwd. Hiermee is het mogelijk om botafwijkingen, stand afwijkingen, abnormale beweeglijkheid van de wervelkolom op het spoor te komen en tekenen van slijtage van de gewrichten of tussenwervelschijven vast te stellen. Bovendien zullen de meeste neurochirurgen bij de planning van en ook ter oriëntatie tijdens een operatie gebruik maken van deze “gewone” Röntgenfoto.
  2. MRI scan. Dit onderzoek is tegenwoordig het onderzoek van eerste keus. In de meeste gevallen zal het mogelijk zijn om hiermee de diagnose lumbale kanaalstenose te stellen. Soms is het nodig om preciezer te worden geïnformeerd over de botstructuren van wervelkolom. In dergelijke gevallen kan de informatie die de MRI levert onvoldoende zijn.
  3. CT scan Vooral de botstructuren van de wervelkolom kunnen met de CT-scan goed worden afgebeeld, wat informatie geeft die van belang is bij de keuze van het soort operatie dat nodig is. De CT-scan kan dus tevens aanvullende informatie verstrekken bij een patiënt die eerder een MRI-onderzoek heeft ondergaan.
    Het stellen van de diagnose lumbale kanaalstenose als oorzaak van de klachten is nodig om andere aandoeningen uit te sluiten die soortgelijke klachten geven. Dit omdat deze aandoeningen uiteraard een andere behandeling vereisen. Een andere oorzaak van de klachten kan etalagebenen zijn. Door vernauwing van de bloedvaten in de benen treedt er na een eind lopen pijn op in de benen. De patiënt is dan genoodzaakt om even, bijvoorbeeld voor een etalage, stil te blijven staan om de pijn te doen afzakken. Verder kan artrose (slijtage) van het heupgewricht pijnklachten in de bovenbenen geven, die op een lumbale kanaalstenose kunnen lijken.

Operatie

De operatie wordt uitgevoerd onder algehele anesthesie. Er wordt ruimte gemaakt op de plaats van de vernauwing door tussen de wervelbogen bot en bindweefsel weg te nemen (interlaminaire decompressie). Soms is het nodig een wervelboog of meerdere bogen geheel weg te nemen (laminectomie). In de huid van de onderrug wordt in het midden een verticale snee gemaakt, op de plaats waar het de zenuwen bekneld zijn. Als de spieren opzij geschoven zijn, wordt er voor de zenuwen ruimte gemaakt door het weghalen van (een deel) van de wervelbogen en dikker geworden bindweefselbanden. Op deze manier komen de zenuwen weer vrij liggen.

Risico’s op complicatie

Zoals bij iedere operatie, zitten er ook aan deze operatie risico’s vast.

  • Infectie. Soms ontsteekt de operatiewond of de tussenwervelruimte. Om infecties te voorkomen wordt er tijdens de operatie een eenmalige gift antibiotica toegediend.
  • Nabloeding. Er kan een nabloeding ontstaan na de operatie. Dan moet u misschien nog een keer worden geopereerd.
  • Neurologische uitval, De operatie of een nabloeding kan schade aan de zenuwen geven met als gevolg verlamming / gevoelsverlies en incontinentie
  • Nalekkage. Er kan tijdens de operatie een scheurtje in het vliezen komen die om de zenuwen zitten (duralek). Soms is een tweede hersteloperatie nodig bij blijvende nalekkage.

Deze risico’s zijn met u besproken op de polikliniek. De kans dat deze risico’s voorkomen, is zeer klein.

Anesthesie
De operatie is onder algehele narcose. Voordat de operatie gepland wordt, moet u een uitgebreide vragenlijst invullen voor de preoperatieve screening. De anesthesist beoordeeld uw antwoorden en belt u eventueel op voor verdere vragen. Er wordt ook gekeken of nog aanvullend onderzoek nodig is voor de operatie (bijvoorbeeld bloedprikken of een hartfilmpje). Ook bespreekt de anesthesioloog met u op welke manier u
wordt verdoofd tijdens de operatie en met welke medicijnen u eventueel (tijdelijk) dient te stoppen. Neem voor elke afspraak op de polikliniek altijd uw actuele medicatieoverzicht mee. Dit overzicht is verkrijgbaar bij uw eigen apotheek.

Bloedverdunners
Mogelijk gebruikt u bloedverdunnende medicatie zoals ascal/acetylsalicylzuur, plavix, sintrom, aspirine, marcoumar, acenocoumarol , noac ( dabigatran, rivaroxaban, xarelto). Het is belangrijk dat u daar tijdig mee stopt voor de operatie in overleg met uw arts. Stop
nooit op eigen initiatief.

Dag van de operatie
Op het afgesproken tijdstip verwachten wij u nuchter op de verpleegafdeling. De verpleegkundige zal u wegwijs maken en informeren over de verdere gang van
zaken.

Medicijnen: Neemt u uw eigen medicatie mee van uit huis en indien u
een eigen bloedsuikerapparaat heeft deze ook gaarne meenemen.
Kleding/schoeisel: Het is belangrijk om makkelijk zittende kleding mee te nemen voor na de operatie en schoenen die u makkelijk aan kunt krijgen.
Make-up en sieraden: Om medische en hygiënische redenen vragen wij u om op de dag van de ingreep geen make-up en nagellak te gebruiken. Ook mag u tijdens de operatie geen sieraden, piercings en haarspelden dragen. Neem geen waardevolle spullen mee tijdens uw opname, deze kunt u het best thuis laten.
Roken: Het is niet toegestaan om op de dag van operatie te roken. Roken rondom de operatie vergroot de risico op complicaties, waardoor wij dit ten strengste afraden. Wij zijn een rookvrij ziekenhuis.

Een paar uur voor de operatie krijgt u een rustgevende tablet. Wij adviseren u voordat u uw medicijnen krijgt nog even naar de toilet te gaan, zodat u na inname rustig kunt blijven liggen. Daarna rijdt een verpleegkundige u met bed naar de recovery. Daar wordt u ontvangen door de recovery verpleegkundige. Deze doet de voorbereiding voor de operatie. Vervolgens zal de recovery verpleegkundige de overdracht doen naar de anesthesiemedewerker en deze brengt u naar de operatiekamer.

Na de operatie

Vanuit de operatiekamer wordt u naar de uitslaapkamer gebracht. Hier wordt regelmatig uw pols en bloeddruk gecontroleerd. De anesthesist beoordeelt of u weer naar de afdeling teruggebracht mag worden. Ook op de afdeling wordt regelmatig uw temperatuur, pols en bloeddruk gecontroleerd. De verpleegkundige biedt u iets te drinken aan. Als overdag het drinken geen problemen oplevert, mag u, afhankelijk van het tijdstip van de ingreep ’s avonds weer eten. Als gevolg van de narcose kan het eten tijdelijk anders smaken dan normaal. Wij adviseren niet vet of sterk gekruid te eten, omdat dit alsnog tot misselijkheid kan leiden. Omdat uw lichaam zich moet herstellen van de narcose, is het niet toegestaan om op de operatiedag te roken. Na de operatie ligt u in bed. De verpleegkundigen zullen u helpen totdat u zichzelf kunt omdraaien. De eerste dagen na de operatie zijn voor sommige patiënten moeilijk en pijnlijk, een krampgevoel in beide benen komt vaak voor. Ook kunt u nog uitstralende pijn in het been hebben. U krijgt daarvoor pijnstillende medicijnen. Deze pijn, kramp of stijfheid verdwijnt in de regel na enkele weken.

Naar huis

Over het algemeen kunt u de dag na de operatie naar huis. Er is, medisch gezien, geen bezwaar tegen vervoer naar huis met de auto. U mag echter niet zelf rijden.
Er worden oplosbare hechtingen gebruikt. Deze hoeven niet verwijderd te worden.
Bij ontslag krijgt u een afspraak voor een poliklinische controle na zes weken.
Bij deze nacontrole wordt bekeken of fysiotherapie nodig is.
Wat krijgt u mee?
Voor u naar huis gaat, krijgt u bij de informatiebalie de voorlopige ontslagrapportage, een afspraak voor zes weken na de operatie en eventueel een recept voor
medicatie.

Adviezen voor thuis

Algemeen
In de herstelperiode is het belangrijk om signalen van uw lichaam serieus te nemen. Pijn in uw rug is een goede graadmeter voor wat u wél kunt en wanneer u te veel vraagt van uw lichaam. Wanneer u te veel doet, krijgt u klachten. Als u na een activiteit een felle, scherpe, uitstralende pijn vanuit uw rug naar uw benen voelt, betekent dit dat u te veel heeft gedaan en dat u uw activiteit moet aanpassen of stoppen. Wanneer u het weer wat rustiger aan doet, verdwijnt de pijn meestal.
Zorg voor een goed evenwicht tussen wat u van uw lichaam vraagt (belasting) en wat uw lichaam aan kan (belastbaarheid). Is de belasting te hoog, dan kan dit klachten tot gevolg hebben. Pas dan uw belasting aan en probeer het over een paar dagen nog eens. Door op deze manier uw activiteiten op te bouwen, went uw lichaam weer geleidelijk aan uw normale dagelijkse activiteiten.
Werken: Wanneer u weer kunt werken, hangt sterk af van het soort werk dat u doet. Overlegt wat in uw situatie mogelijk is.
Autorijden: Voor een goed herstel is het raadzaam om de eerste 3 á 4 weken geen auto te rijden. Als er bij u sprake is van een verlamming, mag u alleen zelf autorijden na uitdrukkelijke toestemming van u behandelend neurochirurg. Ga pas weer autorijden als de pijnklachten dit toelaten en u nek weer goed kunt bewegen.
Fietsen: Fietsen is drie weken na de operatie toegestaan. Maak zoveel mogelijk gebruik van geasfalteerde paden en begin met korte stukjes. Gebruik een ‘gewone’ fiets, dus geen racefiets of mountainbike. Fietst u nog even niet tegen de wind in.
Sporten: Wacht met sporten tot na uw controle afspraak op de polikliniek. Voordat u weer gaat sporten, is het belangrijk dat uw basisconditie weer voldoende op peil is en u uw dagelijkse activiteiten weer zonder problemen kunt uitvoeren. Dit is natuurlijk ook afhankelijk van de soort sport die u beoefent. Ook hier geldt dat u het geleidelijk opbouwt en steeds goed op de reactie van uw rug let. Tillen: De eerste vier tot zes weken mag u niet meer dan 10 kg tillen.
Vrijen: heeft geen nadelige gevolgen voor uw rug. Vermijd houdingen die niet prettig aanvoelen. Bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven tot wijzigingen. Uw specialist zal dit altijd met u bespreken.

Contact opnemen
Indien er complicaties optreden wanneer u weer thuis bent, kunt u contact opnemen met het volgende nummer: 085-0600854.
Er zal dan indien nodig overlegd worden met uw behandelend chirurg.
U dient altijd contact op te nemen als:

  • de wond open gaat
  • er pus uit de wond komt
  • de wond steeds dikker wordt
  • u onhoudbare pijn in de rug of benen krijgt
  • u minder kracht krijgt in een of beide benen
  • u niet meer kunt plassen of ongewild urine/ontlasting verliest;
  • u koorts krijgt

Tenslotte
Wij hopen u met deze informatie duidelijk gemaakt te hebben wat u van uw opname kunt verwachten. Mocht u na het lezen nog vragen hebben, dan horen wij dat graag van u. Met behulp van bovenstaande adviezen kunt u uw mogelijkheden na de operatie langzaam aan verruimen, zonder daarbij het risico te lopen dat u meer klachten krijgt. Voor een voorspoedig herstel blijft het echter wel noodzakelijk dat u de eerste zes weken regelmatig rust neemt.